Mei 2002
Het is pas 7 uur als ik buiten bij het hotel in de hoofdstraat mijn koffie bestel. Het restaurant is net open. Ik vind het een heerlijk plekje om te zitten. Ik zie het dorp tot leven komen. De groenteboerin verwijdert de juten zakken van haar groentekratjes, die de hele nacht gewoon buiten staan. De mannen drinken hun minuscule kopjes Griekse koffie voor ze aan de slag gaan. Op dit moment van de dag is de frapé* beker met een zakje Nescafé oploskoffie en rietje erin het meest verkochte item van de supermarkt samen met de flessen water en de croissants. De bakker verkoopt zijn tiropitas* en spanakopitas* en broden die na een dag al alle schijn van vers verloren hebben. De winkeliers en restauranthouders doen nog even hun laatste inkopen voor zij hun zaken openen. De periptero* tegenover het hotel is ook al open en verkoopt behalve snoep, ijs en telefoonkaarten voornamelijk sigaretten. Het is een soort drive in. Men stopt, laat de motor draaien, springt uit de auto, rekent af. De man in het hokje weet welk merk gerookt wordt. Als ze doorgereden zijn, keert de frissere lucht weer terug. Het dorp ontwaakt.
Wat een geheugen
Toen ik op de dag van aankomst aan kwam lopen, begroette Teodor, de eigenaar van het hotel mij bij naam. “Gia sou Lilith! Kalos tin! Ti kaneis?” * Ik heb er diverse malen in mijn eentje gegeten afgelopen oktober maar dat hij dan mijn naam nog weet?
Hij brengt mij mijn koffie en laat mij zijn nieuwe camera zien die hij gisteren heeft aangeschaft. Het is een digitale. Hij snapt nog niet precies hoe jij werkt. Ja, ach, mannen en gebruiksaanwijzingen denk ik, maar zeg “You will manage”.
Vruchtensap en croissants
Inmiddels arriveren ouders uit de nabijgelegen dorpen die in pick-ups hun kinderen naar school brengen, voordat ze zelf in de nabijgelegen kassen aan de slag gaan. De omliggende bergdorpjes zijn zo dun bevolkt dat er geen scholen meer zijn. Gelukkig is dit dorp kinderrijk en is er een kleuter- en basisschool. Ze stoppen snel even bij de supermarkt waar pakjes vruchtensap en croissants voor de kinderen wordt gekocht.
De hoofdstraat
Het dorp bestaat uit een éénrichtingsverkeer hoofdstraat met wat zijstraten die naar zee leiden of naar hoger gelegen straatjes. Het dorp heeft ongeveer 400 inwoners. Een deel ervan is er alleen met de feestdagen en vakanties. De rest van het jaar wonen ze in Heraklion of Athene. Het grootste deel van de inwoners zie je nauwelijks en een harde kern hangt altijd rond in de cafeneia en tavernes.
Ook de eerste toeristen vinden hun weg naar de bakkerij. Het brood halen is blijkbaar een taak van de mannen. Sommigen groeten in het voorbijlopen. ‘Kalimera’*. De Grieken groeten allemaal.
Een freak
Er komt een klein mannetje aan, zijn schouders opgetrokken. Hij heeft een apart loopje. Alsof zijn hoofd met korte krulletjes sneller wil dan zijn tengere lichaam. Zijn haar en snor zijn zwart maar zijn korte baard is grijs. Ook zijn dikke wenkbrauwen zijn zwart. De groeven in zijn gezicht tekenen hem. Hij draagt een groene sweater die mij voor de tijd van het jaar veel te warm lijkt, een flodderbroek en slippers. Om zijn nek hangt een bril aan een leren touwtje. Zijn huid is zo donker als van iemand die altijd buiten is. Hij doet me aan een Aboriginal denken. Hij kijkt me aan en loopt langs zonder iets te zeggen.
Na een paar stappen staat hij abrupt stil, draait zich naar mij om en vraagt “Can I join you for a coffee?” Voor een moment denk ik, wat moet die freak van mij, maar zijn priemende pretoogjes geven de doorslag; “”Yes sure, sit down.”
Dat deze beslissing zo’n impact op mijn leven zou hebben, kon ik op dat moment niet bedenken. Niet alleen het dorp maar ook ik kwam tot leven.
vervolg De freak
Music: Nena Venetsanou – Lilith
φραπέ – koude oploskoffie
τυρόπιτα – kaasbroodje (bladerdeeg)
σπανακόπιτα – spinaziebroodje (bladerdeeg)
καφενείο – traditioneel café
περίπτερο – kiosk
για σου – hallo
καλός τιν – short for καλως ηρθες/ηρθατε – welkom
τι κάνεις – hoe gaat het met jou
καλημέρα – goedemorgen